WETGEVING
VOERTUIGKENNIS
Verkeerstekens en aanwijzingen
Gebruik van de weg
Voorrang en voor laten gaan
Bijzondere wegen, weggedeelten, weggebruikers en manoeuvres
Veilig rijden met het voertuig en reageren in noodsituaties
Verantwoorde verkeersdeelname en milieubewust rijden
Gevaarherkenning
Proefexamens

Voorrangskruispunten

B01

B01

B02

B03

B04

B05

B06

B07

Als je een kruispunt nadert waar de borden B1 of B3 tot en met B7 staan, heb je te maken met een voorrangskruispunt.

Nader je een kruispunt waar bord B1 geplaatst is, dan rij je op een voorrangsweg en hoor je voorrang te krijgen van bestuurders van links en rechts. Zolang je op de voorrangsweg rijdt hoor je voorrang te krijgen van bestuurders van links en rechts.

Nader je een kruispunt waar de borden B3, B4 of B5 geplaatst zijn dan nader je een voorrangskruispunt. Alleen op het kruispunt waar deze borden geplaatst zijn krijg je voorrang. Bij bord B3 krijg je voorrang van bestuurders van links en rechts. Bij bord B4 krijg je voorrang van bestuurders die van links komen. En bij bord B5 krijg je voorrang van bestuurders die van rechts komen.

Nader je een kruispunt waar de borden B6 of B7 staan, dan nader je een voorrangskruispunt. In dat geval hoor je voorrang te verlenen aan bestuurders op de kruisende weg. Is bord B6 geplaatst, dan hoef je niet te stoppen voor het kruispunt als er geen verkeer op de kruisende weg aan komt rijden. Is bord B7 geplaatst moet je altijd eerst tot stilstand komen voor het kruispunt, alvorens je weer door mag rijden.

Als je een voorrangsweg nadert, moet je voorrang verlenen aan bestuurders die van rechts of links komen. DUS NIET AAN VOETGANGERS!

Op de afbeelding moet de bestuurder van de witte auto wel de fietser voorrang verlenen. Dit omdat de bestuurder van de auto een voorrangsweg nadert en voorrang moet verlenen aan bestuurders op de kruisende weg.
De voetganger hoeft de bestuurder van de auto echter niet voor te laten gaan. Er mag dan wel een STOP bord staan, maar een voetganger is nog steeds geen bestuurder.