WETGEVING
Wetgeving – verkeersdeelnemers
5 Paragrafen
Wetgeving – voertuigen
26 Paragrafen
Wetgeving – wegen en weggedeelten
21 Paragrafen
Wetgeving – overige begrippen
11 Paragrafen
Wetgeving – Bepalingen rijbevoegdheid en rijbewijzen
23 Paragrafen
VOERTUIGKENNIS
Verkeerstekens en aanwijzingen
Verkeerstekens en aanwijzingen – Verkeersborden
12 Paragrafen
Gebruik van de weg
Gebruik van de weg – Inhalen en tegenkomen
11 Paragrafen
Gebruik van de weg – Snelheid
12 Paragrafen
Gebruik van de weg – Stilstaan en parkeren
19 Paragrafen
Voorrang en voor laten gaan
Voorrang en voor laten gaan
14 Paragrafen
Bijzondere wegen, weggedeelten, weggebruikers en manoeuvres
Veilig rijden met het voertuig en reageren in noodsituaties
Verantwoorde verkeersdeelname en milieubewust rijden
Gevaarherkenning
Proefexamens
Proefexamens
1 Paragraaf
Onverharde weg
Bij een kruispunt van een onverharde met een verharde weg moet je als je op de onverharde weg rijdt voorrang verlenen aan bestuurders op de verharde weg.
De blauwe auto die van de onverharde weg af komt moet voorrang verlenen aan de gele auto’s, op de kruisende weg. De voetganger is geen bestuurder dus die hoeft hij niet voor te laten gaan.
De blauwe auto komt van een onverharde weg en gaat rechtdoor. De gele auto gaat linksaf en moet de blauwe auto voor laten gaan. De blauwe auto gaat namelijk rechtdoor op dezelfde weg.
De voorrangsregels bij het verlaten van een onverharde weg zijn exact hetzelfde als bij bord B6. Degene die de onverharde weg verlaat, moet voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg.