WETGEVING
VOERTUIGKENNIS
Verkeerstekens en aanwijzingen
Gebruik van de weg
Voorrang en voor laten gaan
Bijzondere wegen, weggedeelten, weggebruikers en manoeuvres
Veilig rijden met het voertuig en reageren in noodsituaties
Verantwoorde verkeersdeelname en milieubewust rijden
Gevaarherkenning
Proefexamens

Stadslicht, dimlicht en grootlicht

Stadslicht, dimlicht en grootlicht.

Als je lichten aan moet hebben, dan is dit minimaal dimlicht. Gelijktijdig met stads, dim of grootlicht moeten de achterlichten en verlichting van de achterkentekenplaat branden. Grootlicht mag je in sommige situaties niet aanhebben. Je moet ‘s nachts en overdag als het zicht ernstig wordt belemmert verlichting aan hebben. Het zicht kan ernstig belemmert worden door:

  • Een laagstaande zon;
  • Regen;
  • Sneeuw;
  • Mist;
  • Bomen;
  • Het rijden in tunnels;
  • Schemering;
  • Het rijden in polders (polderblindheid).

Grootlicht mag je niet aan hebben bij:

  • Dag;
  • Tegenkomen van andere weggebruikers (dus ook voetgangers);
  • Het op korte afstand volgen van een ander voertuig.

Stadslicht mag je alleen aan hebben op momenten dat je geen lichten hoeft aan te hebben.