Inleiding van het hoofdstuk voor laten gaan van blinden, gehandicapten en voetgangers

voetgangers2
Bestuurders die een stilstaande tram of autobus willen voorbijrijden aan de zijde waar passagiers in- en uitstappen, moeten aan hen daartoe gelegenheid geven.

Binnen de bebouwde kom moeten bestuurders aan bestuurders van een autobus de gelegenheid geven van een bushalte weg te rijden, wanneer de bestuurder van die autobus door het geven van een teken met zijn richtingaanwijzer zijn voornemen om weg te rijden kenbaar maakt.
Dit geldt niet voor bestuurders van een motorvoertuig dat behoort tot een militaire kolonne of een uitvaartstoet van motorvoertuigen.

Bestuurders moeten blinden, voorzien van een witte stok met één of meer rode ringen, en overigens alle personen die zich moeilijk voortbewegen, voor laten gaan.
Bestuurders moeten voetgangers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig, die op een voetgangersoversteekplaats oversteken of kennelijk op het punt staan zulks te doen, voor laten gaan. Dit geldt niet voor bestuurders van een motorvoertuig dat behoort tot een militaire colonne of een uitvaartstoet van motorvoertuigen.

Heb je een vraag over het voor late gaan van blinden, gehandicapten en voetgangers tijdens je theorie-examen bij het CBR, of in onze theoriecursus, gezien en begrijp je de vraag of het antwoord niet? Stel je vraag dan in ons theorieforum.
Volg je de betaalde cursus kun je ons ook een WhatsApp sturen.