Ruimtekussen

Het is van groot belang dat je als motorrijder veel ruimte om je heen hebt. Dat wil niet alleen zeggen dat je afstand van je voorligger moet houden. Ook heb je zo veel mogelijk ruimte links en rechts naast je en achter je nodig. Er wordt wel eens aan mij gevraagd: “Hoe krijg ik ruimte achter me, als er iemand veel te dicht achter me rijdt?” Wel je hebt hier een aantal mogelijkheden.

  • Laat degene die zoveel haast heeft jou gewoon inhalen
  • Is jouw snelheid aangepast aan het overige verkeer ?
  • Of haal degene in die voor je rijdt, zo heb je ook geen last meer, voorlopig althans, van de bumperklever.

Ruimte voor je

Ruimte voor je creƫren heb je grotendeels zelf in de hand. Hou afstand van de gene die voor je rijdt. Denk nu niet dat de 2 seconden afstand die geadviseerd word voldoende is. Om veilig en vooral ontspannen aan het verkeer deel te nemen, kun je beter 3 of nog meer seconden afstand houden. Je kunt veel verder vooruit kijken en je hebt voldoende tijd om te reageren. Niet alleen tijdens het rijden heb je afstand nodig. Ook als je moet stoppen. Moet je stoppen, bijvoorbeeld voor een verkeerslicht, hou dan zoveel mogelijk afstand van je voorligger. Zodat je er altijd gemakkelijk links of rechts voorbij kunt rijden. Bijvoorbeeld als de motor van de auto voor je afgeslagen is, of bestuurders achter je niet op tijd stoppen. Natuurlijk blijf je het achteropkomende verkeer in de gaten houden. Ook als je gestopt bent. Rij je tijdens de rijlessen met een andere leerling hou dan voldoende afstand. Ga een beetje links of rechts achter hem op de rijbaan rijden. Je krijgt hierdoor meer zicht naar voren. Als er gestopt moet worden blijf je achter elkaar staan. Elkaar inhalen is helemaal uit den boze.

Ruimte naast je

In het hoofdstuk plaats op de weg wordt uitgebreid beschreven hoe je ruimte naast je kunt krijgen. Hier volgen enkele voorbeelden van ruimte naast je:

  • Ga bij het inhalen zo veel mogelijk naar links. Vooral bij het inhalen van evenwichtsvoertuigen als fietsers.
  • Rij niet te dicht langs geparkeerde auto’s. Als er een deur open gaat, lig je op straat. Hou geparkeerde auto’s altijd in de gaten. Vooral als er iemand in zit, of als je de verlichting ziet branden. Mocht je maar een klein beetje gevaar vermoeden, verlaag dan je snelheid en geef een geluidssignaal. Beter 10 maal voor niets geclaxonneerd, dan 1 maal niet.
  • Rij stilstaande of langzaam rijdende voertuigen met aangepaste snelheid voorbij en wel zo ver mogelijk bij hun vandaan.
  • Sta je stil in een voorsorteerstrook, zorg dan dat je iets meer je positie aanpast. Dat wil zeggen dat als je linksaf wil en het overige verkeer raast rechts naast je recht door, je iets meer links gaat rijden of stoppen.