Bediening van een motorfiets

bediening motorfiets

Regelen van de gastoevoer

Met je handen en voeten bedien je de rem, koppeling, versnellingen en gastoevoer.

De gastoevoer is het enige dat je van het moment van wegrijden tot dat je gaat stoppen moet regelen.
Als je geen gas geeft draait de motor stationair. Stationair maakt de motor ongeveer 1000 toeren. Door gas te geven wordt het toerental verhoogd.
Zolang de motorfiets stilstaat en de versnelling in neutraal staat, of de koppelingshendel ingeknepen is, zal de motorfiets niet gaan rijden. Je kunt nu aan het regelen van de gastoevoer wennen. Gas geven doe je voorzichtig. Langzaam de gashendel verder opendraaien. Doe dit nooit in één keer. Ook niet met de gashendel spelen. Dit is onnodig en bovendien slecht voor de motor en het milieu.

Tijdens de eerste motorrijles(sen) zul je tot de ontdekking komen dat het constant houden van de gashendel niet eenvoudig is. Vooral bij lagere snelheden levert dit problemen op. Dat wil zeggen bij het rijden in de eerste of tweede versnelling. Je kunt dit opvangen door met je wijsvinger je hand vast te zetten. Door je wijsvinger links naar voren bij de aansluiting van de remhendel te plaatsen is het enigszins mogelijk het gas constant te houden.

Vooral in de eerste, maar ook nog een beetje in de tweede versnelling moet je de gashendel met beleid bedienen. Als je te snel gas geeft of loslaat gaat dit vaak met horten en stoten. Dit vraagt enige gewenning. Voor de meeste personen levert dit niet al te veel problemen op.

Degene die ervaring hebben met een bromfiets zijn al gewend aan het regelen van de gastoevoer. Waar zij wel voorzichtig mee moeten zijn is het met beleid regelen van de gastoevoer. Regelmatig zie je bromfietsers vol gas wegrijden. Dat zou ik met een motorfiets maar niet doen! Ook als je stil staat hoeft er op een motorfiets niet met het gas gespeeld te worden, zoals vele bromfietsers dit doen.

Koppeling

De koppeling houdt de verbinding tussen motor en versnellingsbak in stand, of de koppeling kan deze verbinding verbreken. Door de koppelingshendel in te knijpen wordt de verbinding verbroken. Het is dan mogelijk om te schakelen of stil te staan zonder dat de motor afslaat. Als je de koppelingshendel loslaat kun je wegrijden of verder rijden.

Het loslaten van de koppelingshendel moet rustig gebeuren. Gelijk met het loslaten van de koppelingshendel wordt een beetje gas gegeven. Dit samenspel tussen de linker- en rechterhand zal steeds makkelijker gaan. Echter in het begin wil de motor nog wel eens afslaan als je wilt wegrijden.

Om het wegrijden te oefenen gaan we eerst op zoek naar het aangrijpingspunt. Het aangrijpingspunt is het punt waar de koppelingsplaten tegen elkaar komen. De koppelingsplaten gaan nu slippen. Je voelt dat de motorfiets wil gaan rijden. Door de koppelingshendel op dit punt te houden gaat de motorfiets nog net niet rijden. Ga je nu iets gas geven en laat je de koppelingshendel in twee á drie seconden geleidelijk helemaal los zal de motorfiets gaan rijden. Zodra de motorfiets rijdt en je beide voeten op de voetsteunen rusten haal je de vingers van de koppelingshendel af en omsluit je het linker handvat. Pas op het moment dat je de koppeling weer wilt gebruiken gaan je vingers weer naar de koppelingshendel.

Als je stil staat moet je de koppelingshendel ingeknepen houden. Doe je dit niet, dan slaat de motor af. Alleen als de versnelling in neutraal is gezet kun je de koppelingshendel loslaten.

Is de motor afgeslagen, raak dan niet in paniek. Knijp de koppelingshendel in en start de motor door het startknopje in te drukken opnieuw. Daarbij hoeft niet aan de contactsleutel gedraaid te worden.

Schakelen

Nu je de hoeveelheid gas kunt regelen en met de koppelingshendel om weet te gaan, zijn we aan het schakelen toe gekomen. Je lesmotorfiets heeft 4, 5 of 6 versnellingen. Wij hebben het over een Honda CBF. Deze beschikt over 6 versnellingen.

Het schakelpedaal zit aan de linkerkant, iets voor de voetsteun. Schakelen doe je door het schakelpedaal naar beneden te drukken of omhoog te duwen. Nadat je hebt geschakeld komt het schakelpedaal in dezelfde stand terg.

Je hebt misschien wel eens horen zeggen: “Schakelen doe je als volgt, 1 naar beneden en de rest omhoog”. Dit is juist. Maar wat houdt dit in? Als de versnelling in neutraal staat moet je het schakelpedaal naar beneden drukken om de eerste versnelling in te schakelen. Wil je vanuit de eerste versnelling naar de tweede versnelling schakelen moet je het schakelpedaal omhoog duwen. Van 2 naar 3, van 3 naar 4, van 4 naar 5 en van 5 naar 6 gaat op dezelfde manier. Je kunt maar 1 versnelling tegelijk opschakelen. Dus schakelen van 1 naar 4 bijvoorbeeld kan niet.

Om omhoog te schakelen plaats je de linkervoet onder het schakelpedaal. Door je voet omhoog te bewegen schakel je naar een hogere versnelling. Plaats daarna je voet terug op de voetsteun.
br> Terugschakelen doe je door je voet boven het schakelpedaal te plaatsen. Je drukt nu het schakelpedaal naar beneden. Plaats daarna je voet terug op de voetsteun. Er kan maar 1 versnelling tegelijk teruggeschakeld worden. In één keer terug van 6 naar de eerste versnelling zoals bij een auto kan niet. Wil je echter meerdere versnellingen terug schakelen mag je voet op het schakelpedaal blijven. Echter na iedere keer dat je teruggeschakeld hebt, moet je voet iets omhoog komen. Blijf je namelijk druk op het schakelpedaal houden, dan komt het schakelpedaal niet in zijn ruststand terug. Verder terugschakelen is dan niet mogelijk.

In het algemeen staan we stil in neutraal. De neutraal bevindt zich tussen de eerste en tweede versnelling. Het is daarom logisch om vanuit de tweede versnelling direct terug te schakelen naar neutraal en niet eerst naar de eerste versnelling om daarna weer op te schakelen naar neutraal. Dit klinkt vrij eenvoudig. In de praktijk blijkt dat terugschakelen van de tweede versnelling naar neutraal niet zo eenvoudig is. De reden hiervan is dat er te veel kracht wordt gebruikt. Door voorzichtig het schakelpedaal naar beneden te drukken zal de neutraal wel gevonden worden. Te krachtig drukken heeft als gevolg dat de neutraal gepasseerd wordt en de eerste versnelling wordt ingeschakeld. Na enige oefening zal het wel lukken.

Terugschakelen gaat alleen makkelijk als de motorfiets rijdt. Schakel tijdig terug, maar ook weer niet te snel. Om enig idee te geven wanneer je terug moet schakelen is het volgende lijstje:

  • 90 terug naar 5
  • 70 terug naar 4
  • 50 terug naar 3
  • 25 terug naar 2
  • 10 terug naar 1
  • 5 terug naar neutraal

Merk je dat er in een te hoge versnelling gereden wordt, schakel dan meteen terug. Dat je in een te hoge versnelling rijdt kun je merken aan een gebrek aan trekkracht. Ook is het te horen aan de ketting die een ratelend geluid maakt.

Ben je tot stilstand gekomen in de derde versnelling of hoger, dan heb je een probleem. Het terugschakelen naar neutraal of de eerste versnelling zal niet eenvoudig gaan. Je moet dan de koppelingshendel iets laten opkomen tot het aangrijpingspunt. Dan enige druk op het schakelpedaal uitoefenen. De koppelingshendel inknijpen en terugschakelen. Dit herhalen tot de juiste versnelling gevonden is. Je begrijpt dat dit enige tijd duurt. Het overige verkeer achter je heeft hier niet altijd begrip en geduld voor. Zij gaan je dan inhalen wat tot gevaarlijke situaties kan leiden. Om dit te voorkomen moet je tijdens het tot stilstand brengen van de motorfiets terugschakelen.

Bij welke snelheid moet ik opschakelen?
Opschakelen gaat op een gegeven moment vanzelf. Het gebeurt dan op gehoor of gevoel. Gaat de motor meer toeren maken, dan produceert de motor meer geluid en ga je opschakelen. Trek niet te lang door in de versnellingen. Dit is slecht voor het milieu en de motor. Bij welke snelheden je opschakelt zie je in het overzicht:

  • 1e – tot 20
  • 2e – 15-45
  • 3e – 35-65
  • 4e – 50-80
  • 5e – 65-100
  • 6e – 85-topsnelheid

Bij welke snelheid moet ik terugschakelen ?
Wanneer de motor te weinig toeren maakt moet er terug geschakeld worden. Te lang wachten met terugschakelen betekent een verlies aan trekkracht

Wees er van bewust dat als je ongeveer 5 á 10 kilometer per uur rijdt er naar de eerste versnelling geschakeld moet worden. In de tweede, of nog erger, de derde versnelling heeft de motor geen trekkracht en kan zelfs afslaan. In een auto kun je bij zulke lage snelheden meestal nog wel in de tweede of derde versnelling doorrijden. Op een motorfiets vraag je om problemen:

  • Van 6 naar 5 + 100
  • Van 5 naar 4 + 70
  • Van 4 naar 3 + 50
  • Van 3 naar 2 + 30
  • Van 2 naar 1 + 10
  • Van 1 naar 0 + 10