Rijden in het verkeer

In de voorgaande onderdelen hebben we het regelen van gas, koppeling, schakelen en remmen behandeld. Willen we aan het verkeer deelnemen moeten we deze handelingen combineren. Zoals bij het wegrijden en het verhogen of verlagen van de snelheid.

We beginnen hier met het wegrijden. Welke handelingen moeten we verrichten om een motorfiets die geparkeerd staat veilig aan het verkeer te laten deelnemen.

  • Controleer de motorfiets (vorkbad)
  • Haal de motorfiets van de standaard
  • Stel de spiegels af
  • Neem plaats op de motorfiets
  • Steek de sleutel in het contactslot
  • Controleer of de versnelling in neutraal staat
  • Start de motor (gebruik eventueel de choke)
  • Controleer of je veilig kan wegrijden
  • Knijp de koppelingshendel in
  • Schakel de eerste versnelling in. Hou je voet op het schakelpedaal
  • Controleer nogmaals of je veilig kunt wegrijden
  • Laat de koppelingshendel opkomen tot het aangrijpingspunt
  • Geef geleidelijk steeds meer gas
  • Laat rustig de koppelingshendel geheel los
  • Plaats je voet op de voersteun
  • Snelheid opvoeren
  • Achter je rijdend verkeer controleren

Wanneer je snelheid te hoog wordt voor de eerste versnelling ga je schakelen.
Je voert dan de volgende handelingen uit:

  • Voet onder het schakelpedaal plaatsen
  • Vingers op de koppelingshendel
  • Gas geheel loslaten
  • Een fractie van een seconde later de koppelingshendel snel inknijpen
  • Naar de tweede versnelling schakelen
  • De koppelingshendel rustig loslaten
  • Geleidelijk de gashendel verder opendraaien
  • Vingers van de koppelingshendel halen
  • Voet terug op de voetsteun plaatsen
  • In de spiegels het achter je rijdend verkeer controleren

Bovenstaande handelingen dien je iedere keer te herhalen als je naar een hogere versnelling wilt schakelen

Hoe te handelen als je wilt stoppen

Als je moet stoppen moet je een aantal handelingen verrichten. Iedere keer houd je dezelfde volgorde aan. Dit zijn:

  • Bepaal de plaats waar je wilt stilstaan
  • Kijk in de spiegels naar het achter je rijdend verkeer
  • Gas rustig loslaten
  • Remmen, voorrem en achterrem
  • Vingers naar de koppelingshendel
  • Voet boven het schakelpedaal
  • Koppelingshendel inknijpen
  • Terugschakelen naar neutraal, eventueel de 1e versnelling
  • Helemaal stoppen
  • Rechtervoet op de grond plaatsen
  • Controleer nogmaals het achter opkomend verkeer
  • Voorrem ingeknepen houden. Zeker tot er minimaal 1 auto achter je staat. Doordat je de rem ingeknepen houd, blijf je remlicht branden. Je bent hierdoor beter zichtbaar voor het verkeer achter je.
  • Als de versnelling in neutraal staat, laat je de koppelingshendel los
  • Blijf zodra je stilstaat alles in de gaten houden. Het verkeer achter je. Het verkeer voor je, het kruisende verkeer van links en rechts. Eventueel de verkeerslichten in de dwarsrichtingen. Zodra er tekenen zijn dat je weer kunt gaan rijden ga je voorbereidingen om weg te rijden treffen.

Als je snelheid moet verminderen, maar niet helemaal tot stilstand komen, bijvoorbeeld om voorrang te verlenen of af te slaan, handel je als volgt:

  • Kijk in de spiegels naar het achter je rijdend verkeer
  • Gas rustig loslaten
  • Remmen, voorrem en achterrem
  • Vingers naar de koppelingshendel
  • Voet boven het schakelpedaal
  • Koppelingshendel inknijpen
  • Terugschakelen naar de juiste versnelling
  • Rem(men) loslaten
  • Koppelingshendel rustig loslaten
  • Tegelijk rustig gas geven
  • Achter opkomend verkeer in de gaten houden