Inleiding voertuigbeheersing

Voor wie wil weten hoe het examen voertuigbeheersing er ongeveer uitziet, staat hieronder een examen dat ik jaren geleden heb opgenomen Amsterdam.

Om je motorrijbewijs te halen, moet je twee praktijkexamens met voldoende resultaat afleggen.. Je moet eerst geslaagd zijn voor het examen voertuigbeheersing, voordat je het tweede examen, verkeersdeelneming, mag afleggen.
Tijdens het examen voertuigbeheersing moet je van de twaalf beschikbare oefeningen er zeven uitvoeren. Wanneer één of meerdere oefeningen niet in 1 keer voldoende zijn, krijg je een herkansing. Uiteindelijk moet je vijf van de zeven oefeningen voldoende uitvoeren. Tevens moet er van iedere groep minimaal 1 oefening voldoende zijn
De twaalf oefeningen zijn verdeeld in vier groepen. Te weten:

  • Lopen met de motorfiets en gebruik van de standaard.
  • Bijzondere verrichtingen bij lage snelheid
  • Bijzondere verrichtingen bij hogere snelheid
  • Remoefeningen

Van iedere groep zijn één of twee oefeningen verplicht. De verplichte oefeningen moet je altijd uitvoeren. Waar staat: “keuze oefening” betekent dit dat de examinator de keuze maakt en natuurlijk niet de leerling.

Hieronder volgt een overzicht van de oefeningen. Voor meer informatie plus een foto van de oefeningen klik je op ( meer info )

GROEP 1: LOPEN MET DE MOTORFIETS EN GEBRUIK VAN DE STANDAARD

Achteruit lopend parkeren (verplichte oefening)

De eerste groep bestaat uit 1 oefening: achteruit lopend parkeren.
Tijdens deze oefening moet je aan de rechterzijde van de rijbaan lopen met de motorfiets aan de hand, deze daarna achteruit parkeren in een parkeervak en op de standaard zetten. Vervolgens moet je de motorfiets weer van de standaard halen en rechts het parkeervak uitlopen. Deze oefening doen we in principe iedere les. Als we terugkomen bij de rijschool stappen we af en parkeren we de motorfiets zoals bij het examen van je verwacht wordt.

GROEP 2: OEFENINGEN BIJ LAGE SNELHEID

Langzame slalom( verplichte oefening )

De tussenafstand van de pylonen is hierbij drie meter. De snelheid is niet aangegeven, maar gezien de geringe tussenafstand ligt een stapvoets tempo voor de hand. Het gebruik van de achterrem en koppeling is bij deze oefening toegestaan. Van belang bij deze oefening is de combinatie van langzaam rijden en het behouden van de balans. Dit is in het begin een van de lastigste oefeningen. Heb je een maal door hoe het moet, gaat het steeds eenvoudiger. Probeer vooral een combinatie te vinden tussen het sturen vanuit de heupen en sturen mat het stuur. Tijdens de rijlessen heeft de instructeur lage pylonen bij zich. Tijdens het examen wordt altijd gebruik gemaakt van hoge pylonen. Om hier aan te wennen zullen we ook minimaal twee keer de oefening uitvoeren met hoge pylonen.

Denkbeeldige acht( keuze oefening )

Binnen een rechthoek van 6×12 meter een denkbeeldige acht rijden. Net als bij de halve draai hou je het gas constant en regelt de snelheid met de achterrem. Langzaam in rijden en vroegtijdig kijken waar je naar toe wilt. Stuur vanuit de heupen en blijf zelf rechtop zitten.

Wegrijden uit parkeervak( keuze oefening )

Bij deze oefening rijdt je vanuit stilstand weg uit een parkeervak waarna je een haakse bocht maakt en enkele meters rechtuit rijdt. Het parkeervak is twee meter breed en drie meter lang, de rijbaanbreedte is drie meter. Het belangrijkste van deze oefening is dat je gecontroleerd een scherpe bocht weet te maken, direct na het wegrijden. Dit is een vrij eenvoudige oefening.

Halve draai ( keuze oefening )

Je moet de motor kunnen keren, zowel links- als rechtsom, tussen 2 pionnen die 6 meter uit elkaar staan. Je regelt de snelheid door gas te blijven geven en gebruikt de achterrem als het ware als gaspedaal. Langzaam aan komen rijden en vlak voor je gaat keren kijken waar je heen wil.Vervolgens rustig met trekkende motor de bocht om. Probeer te sturen met de heupen en schuin de motor af. Blijf hierbij zelf rechtop zitten.

Stapvoets rijden ( keuze oefening )

Hierbij moet je langzaam 20 meter rijden met een slippende koppeling en de voeten op de stepjes. Je regelt de snelheid door middel van gas en koppeling. Als je iets te snel rijdt mag je een beetje bijremmen met de voorrem of de achterrem. Wanneer je hierbij ontspannen gaat zitten, knieën stevig aan de tank houdt en vooruit kijkt, hoeft dit na enige oefening voor niemand een probleem te zijn. Probeer om met 2-3 millimeter spelend de koppeling te bedienen; niet steeds helemaal in knijpen en daarna weer het aangrijpingspunt opzoeken.

GROEP 3: OEFENINGEN BIJ HOGERE SNELHEID

Uitwijkoefening( verplichte oefening )

Bij de uitwijkoefening kom je met vijftig kilometer per uur aanrijden door een poortje. Vijftien meter na de poort moet je een muurtje van pylonen uitwijken. Daarna keer je weer terug naar de eigen weghelft. We gaan deze oefening op verschillende manieren aanpakken. Zo kun je bij het poortje zelf bepalen of je gas loslaat of niet en of je wel of niet de koppeling gebruikt. Ook dit is een goed uit te voeren oefening. Enige nadeel is dat op het examenterrein in Amsterdam je een korte aanloop kunt nemen. Wij zullen deze oefening dan ook regelmatig uitvoeren met dezelfde aanlooplengte als bij het CBR.

Snelle slalom( keuze oefening )

Bij de snelle slalom zijn zes pylonen met een tussenafstand van acht meter opgesteld. Het is de bedoeling om de slalom bij een snelheid van minstens dertig kilometer per uur met trekkende motor vloeiend en gelijkmatig te voltooien. Het wordt haast eentonig, maar ook dit is een niet al te moeilijke oefening.

Vertragingsoefening( keuze oefening )

Vanuit stilstand moet je binnen 55 meter een snelheid hebben bereikt van 50 kilometer per uur, in de derde versnelling. Na deze 55 meter moet je afremmen tot ongeveer 30 kilometer per uur, waarbij je minimaal 1 versnelling terugschakelt. Dit moet gebeuren binnen 20 meter. Hierna doe je een slalom om 3 pylonen.

GROEP 4: DE REMOEFENINGEN

Noodstop ( verplichte oefening )

In de vierde groep is de noodstop de verplichte oefening. Hier moet je een poortje passeren en bij vijftig kilometer per uur maximaal remmen om zo snel mogelijk tot stilstand te komen. Daarbij mag je de controle over de motor niet verliezen

Precisiestop ( keuze oefening )

Bij de precisiestop gaat het erom dat je bij een snelheid van vijftig kilometer per uur op een aangegeven punt begint te remmen. Daarna moet je de motor door gelijkmatig remmen zeventien meter verderop tot stilstand brengen. Naast de precisiestop kan de examinator ook nog kiezen voor de stopproef als tweede oefening.

Stopproef ( keuze oefening )

Je komt met 50 kilometer per uur aanrijden. Bij het poortje laat je gas los. Vervolgens remmen: eerst de voorrem, dan de achterrem en knijp je de koppeling in. Kom tot stilstand in de eerste versnelling. Blijf tijdens het remmen voor je kijken. Zit zo stil mogelijk op de motorfiets en zet je rechtervoet pas aan de grond als de motorfiets tot stilstand is gekomen.