Categorie G – Verkeersregels

g1

Bord G1 – Autosnelweg

Dit bord geeft een autosnelweg aan. Tenzij anders aangegeven geldt hier een maximumsnelheid van 130 kilometer per uur.
Tussen 06.00 en 19.00 uur is de maximumsnelheid op een autosnelweg 100 kilometer per uur.
Iedere autosnelweg heeft een nummer. Dit is altijd een A-nummer. Denk bijvoorbeeld aan de A1, A2 en de A10. A-nummers worden gegeven aan autosnelwegen binnen Nederland. Gaat de autosnelweg de grens over dan krijgt de autosnelweg er ook een E-nummer bij.

Een autosnelweg voldoet aan een aantal kenmerken en er gelden speciale regels.
Een autosnelweg weg is altijd gelegen buiten de bebouwde kom en de doorgaande rijbaan is altijd een voorrangsweg. Een autosnelweg heeft ongelijkvloerse kruisingen, gescheiden rijbanen en vloeiend verlopende invoeg- en uitrijstroken. Daarnaast is er bijna altijd een vluchtstrook aanwezig.
Langs autosnelwegen gelegen parkeerplaatsen, tankstations en bushalteplaatsen maken geen deel van de autosnelweg uit.

Het gebruik van de autosnelweg is slechts toegestaan voor bestuurders van een motorvoertuig waarmee met een snelheid van ten minste 60 km/h mag en kan worden gereden. Een brommobiel die 80 kilometer per uur kan rijden mag niet de autosnelweg oprijden. Hij kan wel minimaal 50 kilometer per uur rijden, maar hij mag geen 50 kilometer per uur rijden.
Een minimumsnelheid bestaat niet op een autosnelweg. Als een brug open staat, of er is een stilstaande file op een autosnelweg, kun je niet aan een minimumsnelheid voldoen.

Het is de bestuurders verboden op een autosnelweg of autoweg hun voertuig te keren of achteruit te rijden. Het is verboden op de rijbaan van een autosnelweg een voertuig te laten stilstaan. De vluchtstrook maakt ook deel uit van de autosnelweg, de genoemde verboden gelden dus ook op de vluchtstrook.
Behoudens in noodgevallen is het weggebruikers verboden op een autosnelweg of autoweg gebruik te maken van de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm.
Op een autosnelweg is het bestuurders van een samenstel van voertuigen met een totale lengte van meer dan 7 meter EN van een vrachtauto verboden op een rijbaan met drie of meer rijstroken enig andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken te gebruiken. Het verbod geldt niet voor het geval zij moeten voorsorteren.
Op autosnelwegen komen geen gelijkwaardige kruispunten voor. Foto’s waarbij je een kruispunt met verkeerslichten ziet, kunnen dus niet zijn gemaakt op een autosnelweg.

Als je pech hebt op een autosnelweg is er vaak een vluchtstrook waar je een veilig heenkomen kunt zoeken. Zorg dat je op een zo veilig mogelijke manier op de vluchtstrook terechtkomt. Zet zo snel mogelijk de waarschuwingsknipperlichten aan. Sta je eenmaal op de vluchtstrook moet je op de volgende zaken letten: Is er naast de vluchtstrook een vangrail?
Zo ja, zet de auto zo dicht mogelijk tegen de vangrail aan.
Zo nee, zet de auto als het mogelijk is in de berm.
Verlaat de auto, ook de passagiers en zoek een veilig heenkomen achter de vangrail. Dit geldt ook, misschien wel juist, als het hondenweer is.
Plaats de gevarendriehoek of zet de waarschuwingsknipperlichten aan.

g02

Bord G2 – Einde Autosnelweg

 

g03

Bord G3 – Autoweg

Een autoweg is een weg waarop alleen motorvoertuigen rijden die dit over het algemeen met een behoorlijk hoge snelheid doen. Een autoweg bestaat meestal uit 1 rijbaan, je kan dus te maken krijgen met tegenliggers.
Als je wilt inhalen moet je heel zeker van je zaak zijn. Het inhalen op autowegen heeft regelmatig frontale botsingen tot gevolg en de gevolgen hiervan laten zich raden.
Ook heeft een autoweg gelijkvloerse kruisingen.
Dat wil zeggen dat je te maken kunt krijgen met voetgangers, fietsers en al het overige verkeer dat de autoweg wil oversteken.
Om het verlaten van autowegen veiliger te maken zijn er meestal uitrijstroken aangelegd. Deze uitrijstroken kunnen zowel links als rechts naast de rijbaan liggen.
Je herkent een autoweg aan bord G3. Veel autowegen hebben een nummer. Dit is altijd een N-nummer. Een N-nummer betekent niet dat de weg altijd een autoweg is.

Parkeerplaatsen, bushalteplaatsen en tankstations die langs een autoweg gelegen zijn behoren niet tot de autoweg. Hier gelden niet de regels van een autoweg.

Om op een autoweg te mogen rijden moet je minimaal 50 kilometer per uur kunnen en mogen rijden. Dit betekent niet dat je minimaal 50 kilometer per uur moet rijden om op de autoweg te rijden. Als er een file op de autoweg staat heeft het natuurlijk geen zin om 50 kilometer per uur te rijden, maar pas je de snelheid aan het overige verkeer aan.
Een brommobiel die 80 kilometer per uur kan rijden mag niet de autoweg oprijden. Hij kan wel minimaal 50 kilometer per uur rijden, maar hij mag geen 50 kilometer per uur rijden.

De maximumsnelheid op autowegen buiten de bebouwde kom is 100 kilometer per uur. Het is echter niet altijd toegestaan om 100 kilometer per uur te rijden. Op veel autowegen, vooral binnen de bebouwde kom, geldt een maximumsnelheid van 50 of 70 kilometer per uur. Ook als er een maximumsnelheid geldt van 100 kilometer per uur, dan wordt deze vaak verlaagd naar 70 kilometer per uur. In ieder geval bij nadering van verkeerslichten en vaak bij kruispunten.

Langs autowegen zijn geen vluchtstroken aangelegd, maar het is natuurlijk wel fijn dat wanneer je pech hebt je toch je auto veilig aan de kant kan zetten. Hiervoor zijn vluchthavens aangelegd. Vluchthavens worden altijd aangegeven door middel van een klein blauw bordje waar een auto met een geopende motorkap opstaat waaronder iemand aan het sleutelen is.
Het is niet toegestaan gebruik te maken van de vluchthaven als je geen pech met de auto hebt. Het is niet toegestaan om te parkeren op vluchthavens.
Als je pech hebt op een autoweg is er vaak geen vluchtstrook waar je een veilig heenkomen kan zoeken. Zorg dat je op een zo veilig mogelijke manier op de vluchthaven terechtkomt. Zet zo snel mogelijk de waarschuwingsknipperlichten aan. Sta je eenmaal op de vluchthaven moet je op de volgende zaken letten: Is er naast de vluchthaven een vangrail?
Zo ja, zet de auto zo dicht mogelijk tegen de vangrail aan.
Zo nee, zet de auto als het mogelijk is in de berm.
Verlaat de auto, ook de passagiers en zoek een veilig heenkomen achter de vangrail. Dit geldt ook, misschien wel juist, als het hondenweer is.
Plaats de gevarendriehoek of zet de waarschuwingsknipperlichten aan.

g04

G4 – Einde autoweg

Dit bord geeft aan dat je een autoweg verlaat, meestal rij je de bebouwde kom in en dan mag je niet sneller dan 50 kilometer per uur rijden, tenzij anders aangegeven wordt.
Staan er geen borden die de bebouwde kom aangeven en ook geen borden die een maximumsnelheid aangeven, dan is de maximumsnelheid na dit bord 80 kilometer per uur.

g05

G5 – Erf

Erven zijn verblijfsgebieden aangegeven door bord G5. Als je dit bord voorbij bent rij je in een erf en gelden de regels van een erf voor jou.
Zolang je het bord G6 niet gepasseerd bent rij je nog op het erf en moet je de regels van een erf aanblijven houden. Er hoeft niet na ieder kruispunt een bord “einde erf” geplaatst te worden. Binnen erven spelen veel kinderen, lopen veel mensen op straat en wordt geleefd op straat. Voetgangers mogen de rijbaan over de volle breedte gebruiken, maar niet blijven staan en automobilisten onnodig hinderen. De maximumsnelheid binnen een erf is 15 kilometer per uur. Vroeger was de maximumsnelheid binnen een erf stapvoets. Omdat de definitie stapvoets voor veel mensen erg onduidelijk was, is stapvoets veranderd naar maximaal 15 kilometer per uur. Binnen erven worden veel drempels, bloembakken en andere obstakels geplaatst zodat het niet mogelijk is om met hoge snelheid door erven heen te rijden.

Op een kruispunt binnen een erf geldt gewoon de regel dat bestuurders die van rechts komen voorrang behoren te krijgen op de bestuurders die van links komen. Voetgangers van rechts hebben dus geen voorrang binnen een erf.

In een erf mag je alleen parkeren op parkeerplaatsen aangegeven door bord E4, of als er parkeerplaatsen zijn aangelegd met daarin een trottoirtegel met daarop een witte “P”.
Als een erf ook is aangeduid als parkeerschijfzone door bord E10, mag je in dat erf behalve op de hiervoor genoemde plaatsen ook parkeren langs de blauwe strepen als je duidelijk zichtbaar een parkeerschijf in je auto hebt geplaatst.
Je mag in een erf niet zomaar ergens parkeren, maar je mag er wel stoppen om te laden/lossen of om er iemand in- of uit te laten stappen.
Bestuurders van een auto die in het bezit zijn van een geldige gehandicaptenparkeerkaart mogen buiten de parkeervakken parkeren als hij deze gehandicaptenparkeerkaart en een parkeerschijf duidelijk zichtbaar op zijn auto heeft aangebracht.
Gehandicaptenvoertuigen mogen in een erf de hele dag buiten de parkeervakken parkeren, omdat een gehandicaptenvoertuig geen motorvoertuig is en daardoor niet in de parkeervakken hoeft te parkeren.
Voetgangers hoeven in een erf niet op het trottoir te lopen, maar magen de rijbaan gebruiken. Dit betekent niet dat voetgangers binnen een erf voorrang hebben.

g06

G6 – Einde erf

Als je een uitrit inrijdt of verlaat, verricht je een bijzondere manoeuvre waarbij je al het overige verkeer voor moet laten gaan. Dus niet alleen voertuigen van links en rechts, maar je moet alles en iedereen voor laten gaan, ook voetgangers.

Bij het verlaten van een erf kunnen zich twee situaties voordoen:

  • gelijk bij bord G6 eindigt het erf en kruist deze aan een andere weg door middel ven een verlaagd trottoir of een verlaagde trottoirband. Je verlaat nu duidelijk een uitrit.
  • een andere situatie hebben we als bord G6 op 25 meter of verder vanaf de kruisende weg staat. Het gedeelte na bord G6 is dan een gewone weg en het kruispunt wat je dan nadert is ook geen uitrit en dan gelden er de gewone voorrangsregels. Begrijpelijk is dat dit de duidelijkheid en de veiligheid niet in de hand werkt en niet zo vaak voorkomt.

Samenvattend, als er geen duidelijke uitritconstructie is bij het verlaten van een erf dan gelden de normale voorrangsregels die ook gelden op een gelijkwaardig kruispunt.

g07

G7 – Voetpad

Dit pad is alleen bestemd voor voetgangers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen.

Let op spelende kinderen die het pad ingaan of verlaten.

Voetgangers die lopen met een bromfiets, motorfiets of een ander voertuig aan de hand mogen dit pad gebruiken. Ook bestuurders van een gehandicaptenvoertuig mogen een voetpad gebruiken. Wel met een maximumsnelheid van 6 kilometer per uur.

g08

G8 – Einde voetpad

De betekenis van dit bord is duidelijk. Het voetpad is afgelopen.

g09

G9 – Ruiterpad

Dit pad is vaak onverhard en alleen bedoelt voor ruiters. Andere weggebruikers dan ruiters mogen dit pad niet gebruiken.

 

g10

G10 – Einde ruiterpad

Als er geen ruiterpad is mogen ruiters alleen de berm of de rijbaan gebruiken. Het trottoir, voetpad, fietspad of fiets/bromfietspad is niet toegestaan.

g11

G11 – Verplicht fietspad

Fietsers en snorfietsers zijn verplicht gebruik te maken van het verplichte fietspad.
Voetgangers mogen bij het ontbreken van een voetpad of trottoir gebruik maken van het verplichte fietspad.
Bestuurders van gehandicaptenvoertuigen mogen ook gebruik maken van het verplichte fietspad.

Andere weggebruikers dan fietsers, snorfietsers, bestuurders van gehandicaptenvoertuigen en voetgangers is het verboden een verplicht fietspad te gebruiken.

Sommige steden in Nederland, zoals Amsterdam, verbannen snorfietsers van het fietspad en zijn dan verplicht om de rijbaan te gebruiken in plaats van het verplichte fietspad. Dit is niet geregeld in een wet, er wordt dan ook niet naar gevraagd door het CBR tijdens het theorie-examen,

g12

G12 – Einde verplicht fietspad

Heel verrassend is de betekenis van dit bord niet. Na dit bord is een einde gekomen van het verplichte fietspad.

g12a

G12a – Fiets/bromfietspad

Fietsers, snorfietsers en bromfietsers zijn verplicht gebruik te maken van het verplichte fiets/bromfietspad.
Voetgangers mogen bij het ontbreken van een voetpad of trottoir gebruik maken van het verplichte fiets/bromfietspad.
Bestuurders van gehandicaptenvoertuigen mogen ook gebruik maken van het verplichte fiets/bromfietspad.

Andere weggebruikers dan fietsers, snorfietsers, bromfietsers, bestuurders van gehandicaptenvoertuigen en voetgangers is het verboden een verplicht fietspad te gebruiken.

 

g12b

G12b – Einde fiets/bromfietspad

Na dit bord is het verplichte fiets/bromfietspad tot een einde gekomen. Zijn er geen andere borden dan is de rijbaan nu de plaats op de weg voor de fietsers, snorfietsers en bromfietsers.

g14

G14 – Onverplicht fietspad

Fietsers zijn niet verplicht om hier te rijden. In plaats van het onverplichte fietspad de rijbaan te gebruiken. Is er ook een verplicht fietspad, dan moeten fietsers het verplichte fietspad gebruiken.

Bestuurders van snorfietsen uitgerust met een verbrandingsmotor mogen het onverplichte fietspad slechts gebruiken met uitgeschakelde motor. Dan moet deze snorfiets uiteraard de beschikking hebben over trappers om vooruit te komen.

Bestuurders van snorfietsen  met een elektromotor mogen het onverplichte fietspad wel gebruiken.

G14 Einde onverplicht fietspadG14 – Einde onverplicht fietspad.

Na dit bord is een einde gekomen aan het onverplichte fietspad. De plaats op de weg voor de fietsers is nu de rijbaan of het verplichte fietspad als deze aanwezig is.