Een voorrangsweg gaat niet altijd rechtdoor, maar kan ook afbuigen. Dit kun je zien aan de borden voorrangsweg of voorrangskruispunt (B1, B3, B4 of B5)
Onder deze borden staan dan de onderborden die je laten zien naar welke kant de voorrangsweg afbuigt. De voorrangsweg kan afbuigen naar links en naar rechts. De dikke streep op het onderbord geeft de voorrangsweg aan, de dunne streep of streepjes geven de zijstraten aan.
Als je de afbuigende voorrangsweg blijft vervolgen of wilt verlaten krijg je voorrang van alle bestuurders die de afbuigende voorrangsweg naderen. Blijf je de afbuigende voorrangsweg volgen, zet dan toch je richtingaanwijzer aan. Het overige verkeer ziet dan waar je heen rijdt. Ook bij het verlaten van de afbuigende voorrangsweg zet je de richtingaanwijzer aan.
In deze situatie mag de blauwe auto het eerst. De blauwe auto rijdt op de afbuigende voorrangsweg en deze blijft hij ook volgen. De gele auto nadert een voorrangsweg en moet het verkeer op de afbuigende voorrangsweg voor laten gaan.
Beide auto’s naderen hier een afbuigende voorrangsweg. Omdat ze beide een voorrangsweg naderen is het als het ware een gelijkwaardig kruispunt tussen beide bestuurders. Omdat de gele auto van rechts komt, moet de blauwe auto de gele auto voor laten gaan.
De fietser rijdt op de afbuigende voorrangsweg en de blauwe auto en de voetganger moeten de fietser voor laten gaan.