Bestuurders die een stilstaande tram of autobus willen voorbijrijden aan de zijde waar passagiers in- en uitstappen, moeten aan hen daartoe gelegenheid geven.
Zodra een tram of bus stilstaat op een halte moet je goed opletten op de passagiers die in en uit willen stappen en daarbij niet goed op het verkeer letten.
Als er geen vluchtheuvel aanwezig is dan moet je de passagiers de gelegenheid geven om het trottoir te bereiken.
Als er wel een vluchtheuvel aanwezig is, dan moeten de passagiers daar wachten tot ze veilig kunnen oversteken. In de praktijk komt het vaak voor dat veel passagiers beginnen over te steken zodra de tram of bus op de halte gestopt is. Dan moet je natuurlijk wel stoppen om de passagiers over te laten steken.
Als je achter een lijnbus rijdt, kun je aan het rode lampje in de bus zien of de bus bij de eerstvolgende halte gaat stoppen.
Binnen de bebouwde kom moeten bestuurders aan bestuurders van een autobus de gelegenheid geven van een bushalte weg te rijden, wanneer de bestuurder van die autobus door het geven van een teken met zijn richtingaanwijzer zijn voornemen om weg te rijden kenbaar maakt.